Vroege Vogels onderzoekt welke verrekijker ik moet hebben. Je hebt er voor vogels en weer andere voor vlinders. Hoewel je met sommige voor vlinders ook vogels kunt kijken.
Maar stel dat je sterren wilt kijken? Joost Huijsing vraagt het -wie anders!- Govert Schilling. Zo’n hele grote is onhandelbaar, zegt die. Aan een kleine heb je in de nacht niks. Wat hem de betreft is 7×50 ideaal.
Waarna de bevlogen sterrenman: “Pak je kijker en dwaal er eens gewoon lekker mee over die Melkweg.” Snel wegschietende sterretjes zie je en clusters. Vérre stelsels zou je als je er een beetje verstand van hebt ook kunnen zien.
De Grote Beer, de steelpan. Kijk eens naar die ster in het midden. Dat is een dubbelster en dat zie je met gemak met een gewone verrekijker. En kijk eens verder. Het Zevengesternte. De Orionnevel. “Prachtig!” zegt Govert Schilling. En “schitterend” en: “Je weet niet wat je ziet” en “Help het oog een klein beetje en er gaat een hele nieuwe wereld voor je open”.
Je moet het oog natuurlijk wel góed helpen. Door overdag scherp te stellen op bv een hoogspanningsmast of een boom ver aan de horizon. Dan, schildert Schilling, “ga je een glaasje wijn drinken, hapje eten en als het echt donker is richt je de kijker op de sterrenhemel”.
Tegen Joost Huijsing met wie hij samen tuurt naar de maan: “Zie je die twee?” Regulus is de ene. “En die linker, die rode? Dat is Mars! En dát is Saturnus!”
Het zou me niks verbazen als een hoop luisteraars vandaag hun 7×50 of 8×42 (dat is de mijne) op een boom in de verte richten. Dan 1 dezer nachten dwalen over de Melkweg. En voor je het weet heb je ‘drops of Jupiter’ in je haar.