Tussen de oorlogen en de branden en de lammetjes en de konijnen (als plaag) en het gruwelijke leed dat de golfbanen met verlies draaien is er een juweeltje.
Wilma van der Maten bezoekt de Indiase tempelstad Vindravan. Een groep verstoten weduwen krijgt er onderdak. Twintigduizend zijn het er. De meesten op leeftijd. Een vrouw van 84 is helemaal vergroeid. Dertig jaar geleden verstoten na het overlijden van haar man. Geen contact meer met haar kinderen en kleinkinderen.
Vroeger, vertelt Wilma van der Maten, gooiden weduwen zich op de brandstapel. Dat mag niet meer dus (..) worden velen aan hun lot overgelaten. In de tempel – waar toeristen komen – moeten ze zingen. Acht uur zingen wordt beloond met nog geen tien Eurocent. Daarvan kun je geen eten kopen. Zodat de vrouwen na het zingen op straat moeten bedelen.
De correspondent treft een vrouw van 75 die niet in het woonoord woont maar op een half uur afstand bij de rivier. Ze slaapt daar op een zeiltje op de grond.
WvdM: “En wat ze me nu vertelt, ik kan het bijna niet met droge ogen navertellen…” De vrouw trouwde ooit uit liefde, haar kindje ging dood toen het vijf was, haar man stierf “en haar schoonfamilie wilde haar dus niet meer”. Wat moet er van haar worden als ze op een dag niet meer kan opstaan, wie zorgt dan voor haar.
Een aangrijpend verhaal. Mooi ‘verpakt’ ook.
Stemmen. Zingen. Straatgeluiden.
Verteld door een betrokken correspondent.
Doodzonde dat ze binnenkort de NOS gaat verlaten.
Geef een reactie