“Godzijdank” zegt pater Van den Akker, is er op het Stanislascollege waar hij ooit leerling was en later les gaf, geen sprake geweest van seksueel misbruik.
“Heeft God daar dan mee te maken,” reageert Joris van de Kerkhof. “Waar was hij dan op al die andere momenten?” Uiteraard vriendelijk uitgesproken want in dit laatste Filiaal gaat hij niet opeens naar katten tegen iemand die hém ook vriendelijk te woord staat.
De (aardige) pater had het niet zo bedoeld. Dat God ermee te maken had. Hij bedoelde het als “ik ben blij” dat het op zijn school niet voorkwam (voor zover bekend, denk ik dan, maar dat is misschien wat cynisch).
Hij hoopt dat nu, na het later vandaag verschijnen van het rapport van de cie-Deetman, de zwarte bladzijden kunnen worden afgesloten. Niet voor de slachtoffers natuurlijk, haast Van den Akker zich eraan toe te voegen. Voor hen is het nooit voorbij. Maar de kerk moet nu de draai maken: “Wat kunnen we voor deze mensen betekenen en hoe kunnen we onze boodschap weer geloofwaardig maken.”
Hij wist écht niet van het misbruik in zijn kerk, zegt de pater. Met de terugslag heeft hij wel te maken. “Vroeger kon je zeggen: ik ben priester in de rooms-katholieke kerk. Dan won je aan aanzien en betrouwbaarheid.” Nu niet meer. “De sfeer is veranderd.”
“Is er iemand van jullie katholiek?” vraagt Joris van de Kerkhof aan een groepje leerlingen.
Er gaan wat vingers omhoog maar jij, zegt hij tegen een meisje: “doet een beetje mwah-mwah – dan ben je dus een echte, hè? Want zo doen die katholieken, tenminste, dat herken ik.”
De leerling ziet het als een fout van individuen. Die moeten worden gestraft.
“Kunt u zich voorstellen” (weer tegen de pater) “dat de slachtoffers helemaal niets meer met u en uw kerk te maken willen hebben.”
Dat kan de pater. En dat vindt hij heel erg.
Ze terughalen? Van den Akker zou niet weten hóe. “Maar ik hoop dat iets hun hart kan bereiken.”
Dat was dus weer een erg mooi Filiaal.
Geef een reactie