In de maag van bergeenden meevliegende wadslakjes.
Veldbioloog Casper van Leeuwen neemt Joost Huijsing mee naar de Mokbaai op Texel en peurt de diertjes uit bergeendenpoep.
Wat nog niet meevalt want de slakjes zijn minuscuul klein. En héb je ze eenmaal, dan weet je nog niet of ze leven.
Terwijl de verslaggever opgewekt klaagt over weer en wind en regen en de bioloog poep schraapt vertelt die zijn Verhaal.
De bergeend die minstens 33.000 slakjes per dag moeten eten en dan nog niet voldoende energie heeft genuttigd. Een (klein) deel van die slakjes -1 op honderden- overleeft de tocht door maag en darmen van de eend die wel vijf uur kan duren en wordt uitgepoept.
Curieus maar meer dan dat: zo kan de slak zich verspreiden. Tot wel 300 km ver want een eend-op-stoom vliegt 60-70 km per uur.
Dan: daar zijn ze! Kleine slakjes in hun huisjes. Huisjes die voorkomen dat ze uitdrogen, waarmee ze zich verweren tegen krabben én die ze afsluiten in de eendenmaag tegen de verteringsenzymen.
Hoe te weten of ze leven? “Ze zijn eigenwijs” weet Van Leeuwen. “Dus als je ze in een potje of een aquarium gooit klimmen ze omhoog.” Hij doet ze in een potje en “volgens mij zie ik wat snuitjes bewegen”.
Mooie reportage over mooie minidiertjes die verre reizen (kunnen) maken.
Al is er dan wel een goede kans dat “veel vriendjes” (Van Leeuwen) die méé aan boord zijn gegaan de reis niet overleven.
Geef een reactie