Sommige sterren zijn gewoon sterren, andere sterren zijn idolen en weer andere sterren zijn iconen – groter dan zichzelf.
Jeroen Wielaert (sinds een maand ook een halve Prem maar daarvan hoorde ik nog te weinig om er iets van te vinden) praat met de biograaf van Mick Jagger, Philip Norman.
“De Mick Jagger die de wereld kent is een creatie, een rol hem toebedeeld door de eerste manager” komt Jeroen Wielaert er keihard in na een intro van Sympathy for the Devil.
“Wicked” moest-ie doen.
En dat doet hij nu al vijftig jaar.
Babbel over Mick’s (fijne) jeugd en dat-ie van blues hield maar dan de kern van de mythe.
Een Amerikaanse groupie, een meisje dat met alle sterren naar bed ging.
Haar oordeel: “Hij was goed maar hij was geen Mick Jagger.”
Conclusie: ook in bed kon Mick niet tegen zijn imago op.
“Incredibly fake” noemt Norman Jagger.
Wat interessant is want: wat verbergert de *fakeness* en waarom wil hij zo graag geliefd en beroemd zijn.
JW: “Mensen die hem ontmoeten noemen hem charmant en intelligent.”
Zó leuk dat je er Mick Jagger niet in herkent.
“Under my Thumb”! Dat nare macho-liedje.
Maar wat blijkt: meestal zat *hij* onder de duim.
De biograaf legt uit dat Mick zichzelf buiten de liedjes hield: “He played a role, even in his songs.”
Misschien is het enige dat zeker is aan Mick Jagger z’n moves.
Geef een reactie