Veel zon is er vanochtend niet in het Filiaal maar Joris van de Kerkhof compenseert met veel harde hoorspelkern. Stap-stap-stap doet hij om kwart over zes en je hóórt ‘m met veel lawaai het plastic optillen waaronder de bij Borgharen opgegraven paarden liggen.
“Het is niet zo dat je het geluid van de paarden hoort” stelt de Filiaalhouder vast, “maar eigenlijk zie je ze door de groene velden waar de zon (daar is-ie!) door de wolken probeert te komen wel lópen.”
Een half uur later wordt met de projectleider écht aan het plastic gesjord. En niet alleen daaraan maar ook aan paard 7, 8 en 11 (met gele flapjes zoals koeien) en: “Oeps! daar gaat een hoefijzer.” En: “een plastic zakje, het lijkt wel of er wiet in zit – o nee dat hadden ze toen nog niet.”
Zijn de 50 paarden in 1632 in de greppel gegooid? Of later? Joris van de Kerkhof speculeert. Met de projectleider en met een leuke vrouw die hem ook nog het verschil tussen jongetjes en meisjes uitlegt (kwa paarden). Het blijkt een grotere hoektand te zijn (jongetje) wat ik noteer want je weet maar nooit of het nog eens van pas komt.
Tien voor acht is het opnieuw plastic sjouwen geblazen en gelukkig schijnt nu ook even de zon. De gravers zien skeletten maar ook geschiedenis en dat steeds meer. “Een hele grote 3D-puzzel.” Zijn de paarden spontaan dood gegaan? Ziek geworden? Bij slechts 1 vonden ze een kogel. Paardtechnisch lijkt onwaarschijnlijk dat ze aan de rand van de greppel 1 voor 1 zijn geëxecuteerd – een deel zou zijn gevlucht.
Tenslotte nog wat praten met een man die iets verderop aarde onderzoekt. Werktuigen uit de Steentijd wil die vinden (en heeft-ie al gevonden). JvdK: “Waar hoopt u nog op? In uw *diepste* fantasie?” Nou, als de Filiaalhouder aandringt: nog een stenen hamer.
En andere paarden? Nee, dat zijn er nu wel genoeg.
JvdK: “U hébt niks met paarden?”
Man (lachend): “Als ze dood zijn vind ik het prima.”
Grappig slot van weer een geweldig leuk Filiaal.
Geef een reactie