En nu doet Frits Spits het óók.
Hij noemt een aantal woorden voor dronkenschap (wat “Roelof van de Redactie” deze week ook al deed – maar dat terzijde) en sluit af met dat hij het daarbij laat want: “Ik ben niet zo van en we nemen er nog één.”
Ben ik nou gek?
Is ‘zijn ván’ er zomaar in geslopen als normaal Nederlands?
Net zoals enkele decennia geleden ‘dubbel zijn’?
Is dit weer zo’n voorbeeld van taal die zich nu eenmaal ontwikkelt?
Wat je moet accepteren?
Ben ik er over een jaar aan gewend?
Gebruik ik het dan – o, gruwel – misschien zelf óók?
Barend zegt
Spits bedoelt wellicht “voor zijn”: Ik ben niet zo voor… Bijvoorbeeld: een verbod.
Waarom dat ineens ‘van’ moet zijn, weet ik ook niet.
Wat je nu weer minder hoort, is: “Ik heb zoiets van”.
Populair cliché is: ‘bubbel’.
De NRC, deftige krant, maakt er dit weekend ‘bubble’ van. (Hendrik Spiering)
Jeanne zegt
Vandaag (25/2) vertelt Frits Spits over de nieuwe dienst waar je voor een tientje per maand onbeperkt ebooks kunt lezen.
Hij ziet het zichzelf nog niet doen. Want “ik bén meer van het hebben van boeken”.
Frits Spits is dus echt ten prooi gevallen aan de ‘zijn van’-formulering.
Wat hij er verder ook mee moge bedoelen.
Overigens heb je gelijk Barend: ‘zoiets van hebben’ is ons gelukkig ontvallen.
Nu ‘zeg maar’ nog.
Jeanne zegt
En op 3/3 zegt Frits Spits tegen Hans Aarsman: “Dus jij bént van het uitzoomen” nadat de fotograaf op de vraag hoe hij het liefst fotografeert ‘uitzoomen’ heeft geantwoord.
Frits Spits is echt voor de bijl gegaan voor dit nieuwe taalmonstertje.
Barend zegt
‘Van zijn’ gerelateerd aan ‘het zijn van één van die mensen die…’ ?
Dus jij bent een van die mensen die graag uitzoomen.
Ik ben meer een van die mensen die graag boeken hebben.
Terzijde. In het métier geeft men elkaar graag schouderklopjes, speldjes, lintjes.
In het geval van Spits:
1996: Marconi Award
1997: Marconi Award
1997: Groenman-taalprijs
1999: Zilveren Reissmicrofoon
1999: Marconi Award
2008: Oeuvre Award (Marconi Award)
2017: Gouden Harp
En natuurlijk tussendoor een lintje.