In het heelal zwerven moleculen 5x zo groot als we (=wetenschappers) kenden en ze bestaan uit zestig afzonderlijke atomen.
Groot – hóe groot, vraagt Rik van de Westelaken aan Govert Schilling. Een miljoenste milimeter. *Groot* is dus relatief. Waarna me de schrik om het hart slaat omdat de wetenschapsjournalist me voorstelt “een beetje scheikundekennis van de middelbare school op te rakelen”. Maar hij wijst me op H2O en CO2 en dat is zelfs door mij nog net te behappen.
Koolstof, daar zit ‘t ‘m in. Dat zit in grafiet en in diamant en: in ons. Zonder koolstof geen leven op aarde. In die moleculen zitten zestig koolstofatomen in een verschijningsvorm die wij nog niet kenden. Ze zijn, schetst Govert Schilling een -voor mij- romantisch beeld “ontstaan in wolken gas die door stervende sterren worden uitgestoten”.
De belangrijkste vraag, zegt Rik van de Westelaken, is natuurlijk: “Wat kunnen we met deze ontdekking.” Nee hoor, denk ik. Laat wetenschap gewoon lekker wetenschap zijn en laat ons wegdromen bij de gedachte dat het heelal wonderbaarlijk mooi in mekaar zit.
Het antwoord van de wetenschapsjournalist verrast me. We weten nu, dat er veel meer mogelijkheden aan scheikundige processen zijn dan we dáchten. We hópen nu op aminozuren. En dan? “Dan zijn we een hele stap verder naar de ontdekking van de oorsprong van het leven.”
Wow.
Geef een reactie