Terwijl de rest van de wereld vergaat brengt Joris van de Kerkhof een bezoek aan de door de rest van óns alweer vergeten inwoners van Veendam.
Die waar de ontploffing was.
Met de dode.
Een grijparm doet iets op de bovenste verdieping van het pand.
Om mogelijk te maken dat de bewoners hun huis nog een keer in kunnen.
De verslaggever treft een man.
Hij is zijn adressen kwijt. En zijn papieren.
Staat allemaal op zijn laptop – in dat pand.
En de iPad van zijn vrouw ligt daar ook.
Naar de overkant.
Op een balkon op de tweede verdieping staan dozen.
Met glas dat uit de ramen is gesprongen, blijkt later.
Het balkon is niet meer toegankelijk: dichtgetimmerd.
Een deur (binnen) mag niet worden aangeraakt: “Doe maar niet want dan valt-ie eruit.”
De scheuren lijken decoratief maar de klink is middendoor.
Het echtpaar was gelukkig niet thuis toen de klap kwam.
Maar toch “dreunt die nog na”.
Ze wijzen aan waar glassplinters zitten en vertellen dat toen ze thuis kwamen het raam naar buiten was gebogen en nu weer wat is teruggeduwd.
Vrouw: “Zodat hier geen hout voor hoefde want dan moet je ook overdag het licht aan hebben.”
JvdK: “En die twee duifjes?”
O nee! Denk ik.
Nu gaat het toch gebeuren: dode dieren. Want ik hield mijn hart al vast dat op die bovenste verdieping van het ontplofte pand nu verhongerende katten zouden zitten.
Maar ze zijn van steen en ze hebben het overleefd.
Net als de plastic rozen.
“We moesten,” vertelt de vrouw, “even denken aan Aleppo.
Wij dachten: daar is dus bijna elk huis zo. Dan moeten wij niet mopperen.”
Ontroerend zo’n bezoekje een dag erná terwijl de rest van de wereld vergaat.
Fijn dat Joris van de Kerkhof deze bijzondere mensen altijd weer weet te vinden.