Staat Joris van de Kerkhof gisteren nog te kokhalzen boven een vers gebakken stukje namaak kip, vandaag daalt hij af in de catacomben van de Noord-Zuidlijn in Amsterdam waar station Rokin is opgeleverd.
Met projectleider Dijk loopt hij over het spoor waar nog rails moet worden aangelegd.
Om via een houten trap (Stap! Stap! Stap! Min favoriete verslaggever doet weer zijn ‘harde hoorspelkern’) op het perron te komen en naar links te lopen terwijl ze naar réchts boven zich een parkeergarage van 5 étages hadden kunnen zien.
Dan zo’n heerlijke typisch Joris van de Kerkhof vraag: “Wat ruikt u als u hier loopt?”
Veel beton, maar – slaat de man perfect op de vraag aan – ook “de trots van de mensen die hier hard aan gewerkt hebben”.
JvdK: “Bloed, zweet en tranen.”
Dijk: “Ja. Af en toe letterlijk.”
Over het spoor dat er nog niet is, rijdt iets voorbij.
“De eerste metro” zegt de projectleider maar het *is* een klein karretje dat betonblokken aan het versjouwen is.
Zes jaar geleden een hoop gelazer met de metro: verzakkingen in de buurt.
Vanaf dat moment: betere communicatie met de omgeving, laten zien waar je mee bezig bent en mensen erbij betrekken.
Maar wel een beetje zuur voor die mensen die nog steeds niet in hun verzakte huizen terug zijn.
In Joris van de Kerkhof ontwaakt nu het speelse jongetje (voor zover dat niet altijd al een beetje wakker is): hij wil weer over het spoor lopen.
Want dat is “eigenlijk wel gewoon leuk”.
Hier is geen trapje dus “even springen!”
Samen kijken naar een stukje spoor dat er al ligt.
De verslaggever bedenkt er het geluid bij “dat hij daar uit de bocht komt”.
Dijk: “Ja, als u uw ogen een beetje toeknijpt, dan ziet u hem al rijden” ..
JvdK: “En dan stopt-ie hier, piepend natuurlijk…”
Maar: “Zo min mogelijk.”
Wat een luxe, twéé mooie reportages van Joris van de Kerkhof op één dag en die van de namaak-kip óók nog eens herhaald in de avonduitzending.