De zwavelvreter is een korstmos dat smult van zwaveldioxide ook bekend als ‘zure regen’.
Tijdens de hoogtij van die zure regen (jaren zeventig en tachtig) genoot het mos van de dampen en veroverde de bossen.
Terwijl andere korstmossen het loodje legden of zeldzaam werden.
Jeannette Parramore zoekt met korstmosonderzoeker Kok van Herk op de kronkelige oude dennen in het bos tussen Den Dolder en Soest naar de zwavelvreter. Daar moet het mos zitten áls het ergens zit.
Waren ooit hele boomstammen erdoor bedekt, nu moet er met een loep naar gezocht.
Zoals Van Herk beeldend beschrijft: “In het verleden moest je blind zijn om ze *niet* te zien, nu moet je met je neus tegen de boomstam.”
Want: weg zure regen betekent ook (grotendeels) weg zwavelvreter.
Fluisterend speurt de deskundige op de stammen. Daar! Een paar sporen.
Een chemisch goedje erop en: de zwavelvreter die eigenlijk bruinbeige is slaat rood uit.
Oh! Wat bijzonder! Wat móói.
Het zijn deze reportages die ik in Vroege Vogels het meest waardeer.
Een aaibaar beestje leuk beschrijven is (bijna) geen kunst aan. Een snoeperig vogeltje evenmin.
Maar de mier en het mos.
Geweldig.