Het vriest maar de wind zal draaien en dan wordt het weer warmer.
Dat vertelt de nieuwslezer.
Menno Bentveld vindt het jammer zegt hij.
Dat de vorst verdwijnt.
“Krabben wil ik.
En de stoep vegen voor oude mensjes in de straat.”
Oude mensjes in de straat.
Ik zie ze voor me. Gebogen langzaam voortschuifelend.
Met een stok. Of een rollator. In een winterjas van minstens twintig jaar geleden.
Ik heb geen enkele reden om aan te nemen dat Menno Bentveld het slecht bedoelt.
Maar het klinkt zo buiten-sluitend:
je hebt gewone mensen en oude mensjes.
Terwijl die laatsten dezelfde zijn als de eerste – alleen enkele tientallen jaren later.