De Grebbelinie wordt Rijksmonument.
Een goede aanleiding om Joris van de Kerkhof te doen genieten van de zon die “rood-oranje door de bomen schijnt”. Van mist boven grasvelden. Van de A12 “die zoemt in de verte”.
Dan is er nog een meerkoet “aan het varen” en er zijn drie hanen tussen bruine schapen en een paard dat naar de Filiaalhouder toeliep naar toen weer niet toen hij begon te praten. “Geniet van je ontbijt, paard” wenst Joris het paard toe wanneer het gaat grazen.
Later geniet de verslaggever van een ander paard en een schaap en wéér een meerkoet. En hé, daar klinkt een vink. Zelfs “een grasveld met twee lekke voetballen” wordt liefdevol beschreven. En is het niet “prachtig de natuur te laten rommelen” oppert de Filiaalhouder. Waarna hij een bunker in stapt waar blikjes fris liggen maar geen bier en “gelukkig ook geen rubber van allerlei soort”. Er weer uit “tussen de takken en daar is de zon en de schoonheid van buiten de bunker”.
Tenslotte “komt er een kuiken voorbij”. “‘s Kijken hoe dat kuiken klinkt” (soort piep) en dan: “Ook een goeie tekst.” Een laatste bunker kan de verslaggever niet in omdat er een laagje water in staat. En wat zo mooi is? Snuf-snuf. “Het water staat stil, maar het stinkt niet.”
Er waren ook nog wat teksten over de Grebbelinie (1744 begonnen, gebruikt tegen de Fransen en tegen de Duitsers en door de Duitsers). Maar niets gaat boven Joris-en-de-natuur die ook nog een blaadje van een prunus laurocerasus plukt en dat schenkt aan een landschapsarchitect die de plant monsterlijk vindt.