Shell wil naar olie boren in Alaska.
In drie reportages biedt Wessel de Jong keurig hoor- en wederhoor.
Shell zegt dat ze geen olie zullen knoeien en dat als er toch iets mis gaat ze het razendsnel zelf hebben opgeruimd.
Bewoners hebben zo hun twijfels. Ze moeten er niet aan denken dat door de boringen de walvissen (=voedsel) zullen verdwijnen.
In de laatste reportage gaat de correspondent mee met een rondvaartboot.
Dwars door het ijs. Dat, associeert hij zeer vrij, wanneer je er zo doorheen vaart “klinkt als een heel groot glas whisky”.
Dan, 20-30 meter voor de boot, een bultrug. Hij spuit een straal stoom de lucht in (geluid van die spuit).
WdJ: “Een vermoeide stoomtrein.”
En: “Wow! De staart! Geweldig.”
Nog een bezienswaardigheid: de boei die de Exxon-Valdez in 1989 heeft gemist.
Hoog tijd voor tegenspraak in de persoon van de kapitein van de boot, Fred.
Hij denkt dat Shell geen schade aan het milieu zal toebrengen en bovendien: ‘Oil, we need it.’
Waarna Wessel de Jong afsluit met een visser die in 1989 de ramp heeft meegemaakt.
Niet boren, zegt die.
Want *als* het mis gaat, is hulp ver weg (zijn boot zou er bv pas na een maand zijn).
“Mijn verantwoordelijkheid,” zegt de visser met een blik naar buiten, “is dat meisje daar.”
Elf jaar. Met die fiets.
“Zij is de toekomst.”
Enerzijds-anderzijds, hoor-wederhoor.
En dan dus *niet* doen.