Vanochtend in de Volkskrant een artikel over de lat voor vrouwelijke ministers en staatssecretarissen. Die wordt, schreef de krant, extreem hoog gelegd aan het begin van de selectie. En extreem *laag* aan het slot, wanneer er hoe dan ook nog een vrouw bij moet.
Vandaag blijkt de laatste voorgedragen staatssecretaris mevrouw Marlies Veldhuijzen van Zanten-Hyllner.
Hoogleraar Ethiek Cees Hertogh kent Marlies Veldhuijzen goed. Hij heeft met haar samengewerkt als collega-arts en in de opleiding verpleeghuisartsen en kent haar ook privé.
Hertogh: “Ik val van blijdschap van m’n stoel.”
Lucella Carasso: “Had u het achter haar gezocht?” ze heeft “veel visie op het veld”, is creatief en “volgt de beroepsgroep al heel lang”.
“Wat voor visie dan” pikt de presentator het meest relevante eruit.
Het belang van de ouderen op de voorgrond stellen. “En ze kent het denken van de mensen in het veld.”
LC: “Hoe zou ze het in de politieke arena doen? Echt gezellig is het niet in Den Haag.”
CH: “Ze staat haar vrouwtje.”
LC: “Een harde tante?”
Dat niet (geloof ik dat Hertogh wil zeggen), maar: “Ze zal goed in staat zijn een lastige Kamer te beteugelen.”
LC: “En ze is vrouw, hè? Voor velen ook een troost…”
CH: “Dat is mooi meegenomen, maar de kwaliteit staat voorop.”
Ik heb een associatie.
Jacqueline Cramer.
Ook zo goed in haar vak. En niet zo’n beste minister.
Ik denk aan de lat en de tijd die dringt met over de schouder van Rutte de vlammend opgemaakte ogen van Neelie Kroes.