Joris van de Kerkhof in Gaza-stad.
Hij vertelt over gisteravond en vannacht.
Prachtige, korte reportage met “dit geluid” (in de niet zo verre verte steeds een dof boem-boem) “waarschijnlijk afgeschoten vanaf zee”.
Zelf zit hij vermoedelijk veilig want Israël ziet in een hotel met buitenlandse journalisten geen doelwit: “Maar het slaat een paar km verderop natuurlijk wel in alle hardheid in.”
Tegen middernacht wordt het stiller en dan in de nacht weer harde klappen (geluid van heel eng vuurwerk).
Om vijf uur “zachtjes wat hanen die aan het kraaien zijn in heel in de verte een oproep tot gebed en dan weer klappen”.
En steeds “dit gezoem op de achtergrond”: drones.
Het is licht dus: kijken.
Het ministerie van Binnenlandse Zaken is gebombardeerd en de Palestine Investment Bank. In twee minuten tien raketten weet een man die ernaast woont met vrouw en kleine kinderen en zijn moeder.
Ze dachten dat het hier veilig was.
Dat dachten al die mensen die nu uit het noorden van Gaza komen ook.
Pamfletten werden daar uitgeworpen en nu zitten ze hier.
En vallen ook hier de bommen.
Het meest aangrijpend is de reportage die Joris van de Kerkhof maakte over de begrafenis van een vader en twee zonen.
Gezin van tien mensen, moeder levensgevaarlijk gewond in het ziekenhuis, andere kinderen ook gewond.
Hij is erbij in de moskee, beschrijft hoe het gezicht van de jongste zoon “het meest gehavend” is maar dat ze “alle drie een vreedzame lach” hebben.
Mee naar het kerkhof, geel zand, graven naast elkaar, bitter geroep van Hamas.
De man had overigens niks met Hamas, was conciërge op een school.
Napraten over het staakt het vuren – zou het ervan komen.
“Mag het alsjeblieft afgelopen zijn!” zegt een collega van de man.
Wat Joris van de Kerkhof weer vertelt in een gesprekje met de studio.
Ik heb grote bewondering voor deze manier van verslag doen.
Zakelijk verteld, pratend met mensen, veel voor zichzelf ‘sprekend’ geluid en nooit stemming makend.
Met dwars door de grote lijn kleine zaken: met kinderen kijken bij een krater en dan zich voorstellen: “Joris!” “Ismael.” “Hello Ismael.”