Om kwart voor acht zet ik de radio aan, wetend dat ik zal vallen in Ed Anker met Dit is de Zondag. Ik hoor een dokter die nog nét niet zegt dat kanker wordt veroorzaakt tussen de oren. Maar misschien zegt hij dat wel en ben ik de eerste minuten nog in een fase van ontkenning zodat ik dat niet horen *wil*.
Dan wordt het écht eng.
De man, Hans Moolenburgh sr, vertelt dat een vrouw op zijn spreekuur kwam. Haar dochter van 14 was aan het doodgaan want ze had een dwarslaesie veroorzaakt door een tumor in de rug. Kon de dokter wat doen? Nee. Ze moest maar bidden.
Wat de vrouw niet wou omdat ze niet geloofde.
Dús gaat Moolenburgh er de volgende dag langs en neemt o.a. zijn zoon van tien mee. Collectief bidden en ja hoor: een dag later staat het meisje naast het bed en de dag dáárna zit ze op de fiets.
*Niet* eind goed, al goed want haar vader gaat rondvertellen dat de dokter haar heeft genezen.
Dús gaat het meisje na 9 maanden toch nog dood.
“Omdat wie de eer verdiende die niet kreeg.”
Écht erg vindt Moolenburgh het trouwens niet want “ze stierf met een gebed op de lippen”. “In die negen maanden was er iets gebeurd met haar ziel in dit heidense gezin.”
God als kleinzielige, jaloerse figuur. Die op bestelling wonderen doet maar z’n gulle gave terugpakt als hij niet dankbaar wordt bedankt.
Moolenburgh vervolgt. Vorige week was hij op pad met z’n vrouw om hun 60-jarig huwelijksfeest te vieren. Slagregens tegen de auto! Dús roept de arts uit: “Heer, ik heb even mooi weer nodig, al is het maar kort.” En wat denk je?
Zodra ze uitstappen: zon. Fantastisch feest. Om half 5 weer in de auto: slagregens.
God als ‘roept u maar’ die je tuinfeest desgewenst in het zonnetje kan zetten.
Mensen als Moolenburgh geven God een slechte naam.