Tientallen haaien zijn er gesignaleerd voor de kust van Zeeland en *het is een kleine haai en heel gewoon* reageert Hans Witte van het NIOZ waarop Lucella Carasso: “Zo moet u zo’n verhaal niet beginnen!”
“Knotsen van dingen. Levensgevaarlijk” pakt de bioloog het op maar: het zijn grondhaaien die een tijdje weg waren en nu weer terug.
De kleur? “Saai” (die Witte leert niet snel). Grijs. Met een witte buik. “Maar ja, zo zien grote haaien er ook uit.”
De(ze) gladde haai is “niet spectaculair”. Hij heeft bv “geen scherpe tanden” zodat we er ook niet bang van hoeven zijn.
Het NIOZ zit op Texel. Daar ziet men deze haai zelden. Soms wordt-ie gevangen door een kotter.
“Gooien die hem wel terug” vraagt Lucella Carasso bezorgd.
“De 1 wel, de ander niet” is het treurig stemmende antwoord.
LC: “Is hij eetbaar?”
Witte: “Niet echt. Misschien de jonge.”
Áls hij op de markt wordt aangeboden is dat trouwens niet als ‘haai’ maar gerookt als ‘zeepaling’.
LC: “Nou ja, zeg!”
Ach. Er klopt wel méér niet, zegt Witte en het klinkt berustend.
LC: “Wat dan?”
In het Midden-Oosten gevangen pangangers verkocht als kibbeling.
LC: “Fraude in de vishandel. Zo werd het toch nog een spannend gesprek.”
Spannend en leuk.