111 miljoen Euro voor Haïti.
Het volk tastte een jaar geleden gul in de buidel en élke cént zou goed terechtkomen, jubelde Linda de Mol ons toe. Niet dus.
Meer dan de helft van het hulpgeld gaat op aan transport en personeel en corruptie. De douane moet geld worden toegestopt anders komen goederen het land niet in. Er moeten per se lokale (onbekwame) mensen worden ingehuurd anders wordt men tegengewerkt.
De coördinerende commissie functioneert niet en het bestuur evenmin.
“Dat klinkt alarmerend” zegt Marcel Oosten tegen Bert van Slooten die ons na een belronde langs de hulpverlenende organisaties deze verhalen vertelt.
“Het is ook alarmerend” bevestigt die.
Lara Rense: “Daarom leven ze nog in tentjes?” Klopt.
“Dat is dus,” constateert de presentator, “een Catch-22. Zolang je niets doet, blijf je noodhulp nodig hebben.”
Ook al waar. Na “een normale ramp” weet Bert van Slooten, begin ja na 6-7 maanden noodhulp met de wederopbouw. Dat is hier nog lang niet aan de orde.
“Corruptie is normaal in arme landen” zeggen sommige van de hulpverlenende organisaties.
Ja, zal wel. Ik bedoel eigenlijk: dat weet ik ook wel.
Misschien moeten we het vantevoren dan maar gewoon zeggen. Niet ‘alles gaat naar die zielige mensen’ maar: een groot deel gaat naar corrupte ambtenaren en door slecht bestuur is het maar de vraag of wat er overblijft die zielige mensen wél bereikt.
Maar wie gaat dan nog *geven*?