“Op een paal zit er een heel parmantig deze kant op te staren, o nee, hij steekt zijn snavel in de veren.”
Jeroen de Jager doet een ‘Vroege Vogel’ als live verslaggever in de avond.
Er zijn wel 800 paren ooievaar in Nederland, vertelt hij.
Elk jaar 70 paren méér.
Die maken zelf nesten maar vaak op onhandige plekken (500 kilo takken bovenop een schoorsteen ervaart de buurt als ‘gevaarlijk’) dus plaatsen we nesten voor ze die worden geleverd door -dankuvoordereclame!- Henk van Zetten.
Tien meter palen gaan twee meter de grond in, onderste deel is afgebrand om rotvorming tegen te gaan, metalen frame met aanzet van een nest en de ooievaars bouwen enthousiast verder – vaak al een paar minuten nadat een paal is neergezet.
Mooie vogels, vindt Jeroen de Jager.
Maar een collega van hem (wie? wie?) noemt ze een *plaag* want: “Er komen er steeds meer en dat schijt maar en dat komt tegen de ramen.”
Tja, doet Dick Jonkers van STORK nuchter, dat heb je wel vaker.
Typisch gevalletje van NIMBY.
“Hoeveel kan Nederland er hébben” gaat Jeroen de Jager toch door alsof de *wolf* ons land al heeft betreden en de eerste vijf kudden schapen naar binnen heeft gewerkt.
Geruststelling voor hem (en voor de mogelijk angstige luisteraar): de ooievaar reguleert zichzelf.
“Doe ‘ns een mooi verhaal zegt de avond-Filiaalhouder tegen Jonkers.
“Vroeger,” verhaalt die, “werden ooievaars in Amsterdam gehouden en ruimden ze de vis op van de vismarkt.”
JdJ: “En een gruwelijke nog?”
Ze kunnen hun eigen jong opeten.
Als het niet meer beweegt eten ze het op of gooien ze het uit het nest of voeren het aan de andere jongen.
Aan het slot zet Jeroen de Jager het ‘klepper’bandje op en zegt dat het mannetje eraan komt maar dat was een grapje en hé, Lucella: “Trouwens de Romeinen aten ooievaarstongetjes.”
De verslaggever heeft zich duidelijk goed voorbereid en het wás een leuk reportage-drieluikje maar een echte Vroege-ik-ben-dol-op-alle-dieren-Vogel?
Dat toch nét niet.