Wanneer ik denk dat het vandaag in het leuke Vroege Vogels niet nóg leuker kan worden, komt er een prachtige reportage van Joost Huijsing.
Over de regenworm.
Langs de Wibautstraat in Amsterdam zijn 262 platanen geplant. Ze zieltogen. Omdat de grond niet goed dóór laat. Dus worden 120 kilo wormen gekocht die afgelopen week zijn losgelaten. Aangevoerd in grote emmers.
Iris van der Arend van Green Guard legt uit dat er horizontale en verticale wormen zijn. De horizontale is de ‘dauwpier’. Die legt zijn staart plat “als hij het niet naar zijn zin heeft zoals nu”.
Regenwormen, vertelt ze, “zijn redelijk primair en niet slim” maar het zijn wél overlevers. Die twaalf jaar kunnen worden, tweeslachtig zijn maar een andere worm nodig hebben om elkaar over en weer te bevruchten.
Niet alleen daarom worden ze in groepjes losgelaten. De wormen maken gebruik van elkaars gangen.
Iris van der Arend graait een handje wormen uit de emmer en legt ze op de grond.
“Als ik een merel was,” zegt Joost Huijsing, “dan wist ik het wel…”
Nee hoor, weet de wormendeskundige. Een merel is gewend wormen 1 voor 1 uit de grond te peuren nadat hij erop trappelend een regenbui heeft staan nadoen.
Wanneer die zo’n stapeltje wormen ziet, denkt de merel: dit kan niet goed zijn.
Een kwartier later: de wormen zijn weg. De grond in.
“Echte overlevers” klinkt het vertederd. “Oerdiertjes.”
“Er is,” verwoordt Joost Huijsing ook de gedachte van deze luisteraar, “een hele wormenwereld voor mij opengegaan.”