Klop klop op de deur doet de boer: “Dan hoeven ze niet te schrikken.”
Jaap van Deelen uit De Glind houdt kippen. Verslaggever Roy Heerkens bezoekt de kippen en de boer en later ook Gemma Tacken van het Landbouw-Economisch Instituut in Den Haag. Over de biologische kip gaat het. In hoeverre die verschilt van ‘gangbare kippen’ (naar woord) en waarom ze zo duur is.
Cijfers vliegen om de oren. Hoeveel kip per vierkante meter en wat is hun marktaandeel. Veertien maanden legt een kip, dan wordt ze soepkip. Of biologische soepkip niet bestaat of dat er weinig vraag naar is wordt me niet duidelijk, maar om het ‘biologisch’ zijn uit te buiten probeert men er kipnuggets en schnitzels van te maken.
Wat de kip duur maakt: we eten voornamelijk filet. Pootjes houden we niet zo van en vleugeltjes blieven we niet. Zodat die worden geëxporteerd naar landen waar men niet hecht aan dierenwelzijn en men dus niet extra betaalt omdat de vleugeltjes een relatief mooi leven hebben gehad. Wat de prijs van de filet weer opdrijft.
Radiospotje van Wakker Dier: over de kip “die nog nooit zoveel ruimte had als bij jou in de oven” en daarom het meest mishandelde stukje vlees is. Valt mee, zegt mevrouw Tacken: de kip heeft vloerverwarming en lekker voedsel. Valt niet mee, zegt boer Van Deelen: een uitloop naar buiten hoort erbij.
Dan nog wat antibiotica ja/nee en we zijn horend en wederhorend voorgelicht.
Aangenomen dat we hebben onthouden welk soort kip met hoeveel op een vierkante meter zat, wie wel en niet naar buiten mag en wie wat te eten krijgt.
Onthoud voor nu maar dat nog steeds 45% van de Nederlandse eieren uit een legbatterij komt.
En *huiver*.