Henny Radstaak gaat met massapsycholoog Jaap van Ginneken naar Artis. Om van de dieren te leren over onszelf.
Die legt uit hoe spreeuwen aan het eind van de zomer samenklusteren, proefvliegen, jongen trainen en dan naar de Middellandse Zee vliegen waar ze moeten besluiten of en zo ja wanneer ze de oversteek zullen wagen. De beslissing wordt democratisch genomen. Waarbij de wortel van het aantal individuen (HR: “aha…”) de doorslag geeft. De wortel, legt Van Ginniken behulpvaardig uit aan wie bij wiskunde niet zo goed heeft opgelet, is bij 1000 het aantal 33.
Henny Radstaak: “Een managementteam.” Ook. Maar denk verder aan Leninisten en Jezuïeten: “Een kleine elite voor ons winnen en zo het hele land overnemen.”
Dan de apen. De makaken. Met een topaap die zich op de borst slaat.
Kennen wij ook.
Op naar de buffels. “Als je dicht bij het midden van de groep blijft, is de kans dat een roofdier je pakt een stuk kleiner dan aan de rand.” Van Ginniken legt een link naar de kredietcrisis waar iedereen in het midden elkaar napraatte en alleen een paar zwarte schapen aan de zijkant zeiden: jongens, pas op.
Hier gaat de vergelijking denk ik mank aangezien het juist de zwarte schapen waren die het bij het rechte eind hadden.
Maar we stomen door naar de virussen, “de simpelste en meest succesvolle vorm van leven” waarvan we (als bedrijfsleven) kunnen leren “besmettelijk te zijn in onze communicatie” omdat besmettelijke verhalen (door)vertellen beter werkt dan advertenties “toeteren”. Splitsen en vermenigvuldigen, daar gaat het om.
Tien minuten zijn voorbij en ik zit te aarzelen tussen ‘wat interessant’ en ‘jamaar’ en eigenlijk alles door elkaar en daartussen.
Dat is positief bedoeld, zet ik er voor de zekerheid maar even bij.