Als je vroeger als kermisexploitant met je vrachtwagen en je woonwagen het dorp binnenreed, had je honderden kinderen op de fiets achter je aan: “Tis kermis! Tis kermis!” Daar hadden ze dan een jaar lang voor gespaard.
Karin Alberts laat zich mooie verhalen vertellen door de 68-jarige Cabalt. Hij staat nog steeds met fruitautomaten op de kermis. Maar de mensen zijn nu verwend. En de regels ontnemen je bijna het plezier in het werk.
Zoon Cabalt (ook in de fruitmachines) klaagt ook, maar erg leuk: Karin Alberts mag een keer met de automaat spelen en rinkelrinkel daar vallen de muntjes. Zal het lukken, genoeg winnen om een knuffel te kunnen kopen? “Als klein meisje is het me nooit gelukt er één te winnen.” Nu wel: een zeehondje. Klein maar érg lief.
Aanleiding voor het Filiaal is een congres over kermis en circus en het gemeentelijk beleid. We moeten ze koesteren als cultureel erfgoed, vindt Ineke Strouken van het Centrum voor Volkscultuur die met ons terug duikt in de tijd. In de 19e eeuw, vertelt ze, maakte het circus deel uit van de kermis. “Als er toen een olifant kwam, was dat een hele belevenis.”
Nu nog. Aangezien wilde dieren niet in een circus thuis horen en dus de tent uit moeten.
Alex Sijm van circus Sijm noemt ook de ‘cultuur’ maar verstrikt zichzelf en ook ons in de regelingen en hoe lang hij op een vergunning moet wachten en hoe vaak hij erover opbelt. Heel vervelend natuurlijk maar de charme van het circus weet hij zo niet op te roepen.
Wat voor circus heeft hij trouwens? Clowns en andere mensen die kunstjes doen of zo’n zielige leeuw die op een dag hopelijk wraak neemt als een idioot z’n kop in z’n mond duwt.
“Ze zat vooral graag aan die trekkast” sluit Marcel Oosten het Filiaal van Karin af.
Zelf zat ik met het meeste plezier te luisteren naar de oude meneer Cabalt. Op z’n 11e begonnen op de kermis. Vader zei: “Ga maar op een blikje staan. Het wordt hoog tijd dat je mee gaat werken.”