Er zijn mensen die klagen over slakken.
Ze zouden hun plantjes opvreten. O jee.
Zijn er méér dan anders, vraagt Bert van Slooten vanochtend aan Klaas van Rozen, plaagonderzoeker Praktijkonderzoek Plant en Omgeving.
Die weet het niet maar het zóu kunnen want warm weer met veel regen is fijn voor de (naakt)slak. Die vocht nodig heeft om zich voort te bewegen (nl door slijmafscheiding).
Aha, begrijpt de presentator. Dus als je er *zout op legt* is dat ook niet goed voor ‘m.
Klopt.
Maar, bedenkt Bert van Slooten even later zelf: het is wel heel erg dieronvriendelijk. Zout sprenkelen over de slak.
Wat dan wel? Geen rommel in de tuin, zegt de plaagonderzoeker.
Geen komposthoop.
Kort gehouden slootranden.
Dankuwel meneer de plaagonderzoeker Praktijkonderzoek Plant en Omgeving.
Iemand bij de NOS denkt hierna niet ‘dankuweldatwashetdan’ maar belt Natuurmonumenten.
Waar ze uitleggen dat de slak in de natuur natuurlijke vijanden heeft zoals de egel. Maar de tutten met de stadstuintjes (met veel tegels en plantjes die gááf moeten blijven) sluiten die hermetisch af zodat de egel er niet in kan.
En er dus ook niet kan jagen.
Waaraan nog kan worden toegevoegd dat de egel het juist moet hebben van slordige tuinen met rommelhoekjes om daarin overdag een dutje te doen tot ’s nachts de jacht op de óók ’s nachts plantjes peuzelende slak kan worden geopend.
In het Mediaoverzicht van even voor zes uur kletst Joerie Stubenitsky een regionale zender na die uit de nek fantaseerde dat er deze zomer een ware plaag aan slakken is. Een wanhopige Amsterdamse mag haar zegje doen. Zij lost het ‘probleem’ op door de slakken 1 voor 1 aan een satéstok te rijgen.
Dat kan natuurlijk ook. Of ze verzuipen in bier. Of ze door de wc spoelen.
Alles beter dan je tuin diervriendelijk maken en de natuur het ‘probleem’ zélf laten oplossen.