Zachtjes tikt de regen op zijn paraplu (Joris van de Kerkhof: “drup-drup”) terwijl we in het begin van het Filiaal twee werelden horen botsen.
Het bezoekerscentrum van Staatsbosbeheer is ‘naarbuitencentrum’ geworden. Een bronsttocht met edelherten wordt georganiseerd. Een safari. Een vrijgezellendag (JvdK: “als konijnen door het bos en je weet wat daarvan kan komen”).
Ik vind het zo’n *onzin* zegt de Filiaalhouder tegen iemand van Staatsbosbeheer die vermoed ik boos kijkt want: “Of is dat teveel mening?” voegt hij eraan toe.
Dat vindt zijn gesprekspartner inderdaad.
Maar, houdt JvdK vol: “Het is toch gewoon: wandelen en geniet ervan. Geef het toch niet allemaal een naam.”
Dat moet juist wél houdt de man vol. En: al die georganiseerde activiteiten zijn “heel erg populair”.
Eigenlijk gaat het Filiaal over hout kappen. In dertig seconden legt de Harvester een boom van twintig meter neer. Opdat, zegt boswachter Lennard Jasper (of is het bosecoloog Sander Wijdeven? – ik heb geen idee wie aan het woord is), jonge bomen de kans krijgen groot te groeien. Maar vooral, begrijp ik: omdat ze zo geld kunnen verdienen aan het hout.
Worden grote plekken kaal? Zodat (JvdK): “Je makkelijker je hond kunt vinden omdat je die ziet lopen?” Nee. Het worden “kleinere kaalkapjes die bosranden creëren” en “groepenkap” en “schermkap”: dus “meer variëteit”.
Bijvoorbeeld een kwart hectare met niks.
Daar, oppert Joris van de Kerkhof, zouden die bomen kunnen staan die door de Partij voor de Dieren gekocht worden als protest tegen het beleid van de Staatssecretaris. Boswachter (of -ecoloog) doet wat lacherig.
Hij staat vooral te genieten van de Grote Zager en het geluid van het vallen. En de geur.
Vooral als een Douglas valt: “Die hele boslucht komt aan je te hangen, vooral met kerst is dat heel speciaal.”
foto: Marjet Heins, voorlichter Staatsbosbeheer