Het waait hard, de wolken zijn grijs en Joris van de Kerkhof zoekt met Nico Verhoeven, ploegleider van de Rabobankploeg, een beschut plekje om uit te huilen.
Gisteren afscheid genomen, vertelt Verhoeven met een grafstem. Van Robert en van Bauke en van Mark.
“En dan probeer je die knop om te zetten. Dat het is zoals het is.”
Dat afscheid, hoe gaat dat bij wielrenners, wil Joris van de Kerkhof weten. Worden er dingen gezegd of gaat het in stilte.
“Bij de één is het anders dan bij de ander,” vertelt Verhoeven.
Net als bij gewone mensen.
Trainen op vallen, op val-breken, is dat een idee, oppert de verslaggever op een toon van ‘zal wel niet’. Zal inderdaad niet. Want dat kun je niet thuis op een matje doen, dat moet in een wedstrijdsituatie (Verhoeven:) “en ik denk dat geen enkele renner er behoefte aan heeft met 70 km per uur op het asfalt te smakken. En dan zal ook geen enkele judoka de behoefte hebben dat voor te doen – op een fiets en met die snelheid.”
Worden de renners die afscheid hebben genomen psychologisch begeleid?
Nee. “Ik zie ook niet dat dat bij een renner zou moeten,” zegt de ploegleider.
En: “Wielrennen is een mannensport” (tjee – en dan te bedenken dat onze enige *succesvolle* wielrenners vrouwen zijn).
Maar: “En die (de mannen dus, jd) gaan niet naar een psycholoog of psychiater?” lacht onze verslaggever met een vriendelijk lachje.
Okee. Vroeger was dat zo. Nu kán het wel, een psycholoog. Weet Verhoeven. En als het moet kunnen ze “iemand contacteren”.
In zijn tijd (20 jaar geleden) als wielrenner, was dat anders.
“Vroeger stapten renners af en over tien jaar stappen nog renners af.”
Maw (denk ik dat hij bedoelt): niet miepen.
Nog wat verzuchtingen over het weer en de lange rit naar het volgende hotel naar de finish en wie weet wordt het “een mooie dag”.
Dat was weer een fijn gesprek.