Zet Menno Reemeijer op een camping met gamers, met reli-jongeren of met zuippubers – hij gedraagt zich als een vis in het water (of hij zich ook zo voelt weet ik natuurlijk niet).
De pubers verzamelen zich in Ommen. Met een briefje van de ouders dat ze mogen ‘feestvieren’.
“Hoe ziet dat feestvieren eruit” vraagt Menno Reemeijer.
“Veel bier drinken.”
MR: “De hele dag?”
Vanaf tien uur.
Verder doen ze, vertelt een vrouw van de camping, “hele creatieve dingen: bierkrat stapelen en buikschuiven”.
Alles kan? “Bijna alles kan.”
Wat is er zo leuk aan, vraagt de verslaggever. Want ze doen eigenlijk niks anders dan wakker worden en hijsen.
“Geen gezeur van je ouders” “lekker bier zuipen” “met jongeren onder mekaar”.
Het zijn vooral jongens. Een zeldzaam meisje vindt het prima: “Gezellig.”
MR: “Alles mag, niks hoeft?” Precies. “En de bewaking is niet zo streng.”
De verslaggever is ook nog getuige van “het ultieme campingvermaak”(MR): buikglijden.
Zeiltje – zeep er overheen.
Waarom in Ommen, vraagt Menno Reemeijer een aantal keren. In Renesse en op Terschelling zijn toch ook jongerencampings. “Lekker dichtbij”. “Niet zo heel duur”. “Gezellig.” En daar, benadrukt een jongen nog eens terwijl tamelijk gruwelijke Nederlandse muziek uitfadet, “gaat het om”.
Gezellige reportage.