“Een forensisch patholoog is iemand die in lijken snijdt om te kijken of er een misdaad is gepleegd.” Zo introduceert Pieter van der Wielen Frank van de Goot.
Die heeft de dood van de Congolese activist Floribert Chebeya Bahizire onderzocht en vastgesteld dat geruchten die de ronde deden (en dat waren er nogal wat) niet waar zijn. Maar daarover wil ik het niet hebben.
Wat me treft is de manier waarop Van de Goot klinisch zijn vak beschrijft. Over dat je nooit iets mag aannemen. Alles kan anders zijn dan het lijkt. En de perfecte misdaad? Ja, die bestaat. En nee, hij gaat die niet aan de luisteraars uitleggen.
“Gruwelijk” noemt de presentator zijn beroep. Dat gedoe met die lijken.
“Het doet me helemaal niks” zegt Van de Goot afgemeten. Maar wat is dan “de pret van dit beroep”. “Pret” en “leuk” vindt de patholoog miet de juiste woorden: “Maar als ik mijn werk niet leuk vond, deed ik het niet.”
PvdW: “Wát is er dan zo leuk aan.”
FvdG: “Het is heel erg breed. Geneeskunde en juristerij en chemie.” VdW haarklooft over het woord ‘geneeskunde’ waarna VdG: “Het is een vakgebied waarbij je elke week weer verbaasd wordt.”
Nu komt de ‘sfeer’. Tijdens het snijden – heeft de man dan een radio aan? Nee. “Het is en blijft een menselijk lichaam, ik wil er geen discotheek van maken.”
Dan de ziel. “U kijkt de dood in de ogen.” Mm. “Heeft dat iets rustigs.”
VdG: “Ik hoop het voor die mensen.”
Mooi gesprek. Interessante man. Intrigerend beroep.
En niet alleen vanwege CSI.