Het geluid van regen.
Joris van de Kerkhof is op weg naar de fanclub van Pieter Weening: twee broers, drie fans. Eerst inspecteert hij de route van zaterdag. Lege flessen, lege colaflesjes en op de weg de tekst ‘Pieter Weening it beest’.
Het geluid van een mobieltje waarop cijfers worden ingetoetst: waar ze nú zijn.
Dan: gekreun(?) en de verslaggever beschrijft “tafeltje, stoeltje, Berenburger” bij de hoogste berg van zondag waar opnieuw op de weg wordt geschreven.
Een spandoek: supportersclub Pieter Weening. Blijft Joris van de Kerkhof er de hele dag staan? Ja, hoor. En het spandoek mag aan zijn auto vastgemaakt.
“Die is van de baas, hè? Of is-ie van jezelf?”
Charmante giechel als reactie.
Bonkende muziek terwijl ze wachten.
De nacht ervoor om 1-2 uur gaan slapen en om 4 uur weer op omdat ze hadden gehoord dat de berg om 6 uur afgesloten zou worden. “We zitten nu op een mooi plekje.”
Sms-jes: Pieter doet het goed.
Maar wanneer hij eindelijk voorbij komt gaat het helemaal niet meer goed en Pieter vindt het ook niet leuk als broer meerent en hem wil duwen.
Verklaring van de broer: het maakt niet uit of je twintigste of negentigste wordt.
Daarom: nu beter rustig naar boven rijden en “voor een andere dag zich sparen”.
De fans breken de tent op, ontkoppelen (neem ik aan) het spandoek van de auto van de verslaggever en zoeken een camping op.
Om te douchen.
Lees ook dit artikel waaruit blijkt dat het zowel nóg liederlijker was als eigenlijk ook niet.
En die auto van Joris van de Kerkhof is écht heel groot.