Henny Radstaak maakt een reportage over “het zeldzame pimpernelblauwtje”= een vlinder.
Die alleen voorkomt in een gebiedje bij Den Bosch.
Nu ben ik een vriendin van alles wat groeit en bloeit maar met vlinders héb ik niet zoveel.
Zodat ik maar half luister tot ik word verrast door het zeer sneaky gedrag van de rups van het blauwtje.
Die heeft nl de geur van de larve van een moerassteekmier zodat die mier wanneer-ie ‘m ergens ziet liggen denkt dat-ie een eigen larve heeft gevonden.
Dús neemt-ie ‘m mee naar huis en stopt hem in de broedkamer van de mierenlarven waaraan de rups zich tien maanden lang het buikje rond eet.
Dat is al een mooi verhaal maar hierna horen we dat de moerassteekmier het weer moet hebben van springstaartjes, mini diertjes (“voorlopers van insecten” zegt een deskundige) die in de bodem leven.
En die zijn wel overal, maar niet altijd voldoende.
Dus als er weinig staartjes zijn, zijn er weinig mieren en daardoor ook weinig blauwtjes.
Henny Radstaak laat zich springstaartjes aanwijzen die in alcohol worden veilig gesteld voor nader onderzoek.
Dan eens rommelen door de vegetatie (HR: “we liggen hier nu met z’n vieren op de grond”) en verdomd: kleine, bruine mieren.
De moerassteekmier.
Die niet verder dan een-twee meter van het nest komt.
Zodat het voor het pimpernelblauwtje niet alleen van van belang is dat er dankzij een overvloed aan springstaartjes grote mierennesten zijn maar óók nog eens dat die nesten dichtbij de waardplant (de Grote Pimpernel) zitten.
Mooi verhaal over het ecosysteem aan de hand (..) van een kleine vlinder.