Een lege kerk vol heiligenbeelden heeft Gert de Weerd van Museum Vaals al bij elkaar verzameld.
Het begon, vertelt hij in DIDD, met een Jezusbeeld op een rommelmarkt dat hij met afdingen in zijn bezit kreeg.
“Een apart gevoel” gaf dat: “Afdingen op de waarde van Jezus.”
Daarna haalde hij met de actie “Red Jezus van de afvalhoop” meer beelden op.
Van Jezus en van Maria. Beelden van 1 tot 3,5 meter.
Bij elkaar gezet in een leegstaande kerk (Elsbeth Grüteke: “Hoort een beetje bij elkaar, hè?”).
Verslaggever Maarten Hagg is met een Jezus van een halve meter de straat opgegaan.
Wil iemand het beeld in huis hebben?
Mensen moeten er niet aan dénken: “voor geen prijs!” “alsjeblieft niet!”
Als een vriend ermee aan kwam, als kado – wat zouden ze dán doen?
Mm. In de tuin, denkt een vrouw: “Bij de waterval bij de tuinkabouter.”
De mensen doen zó naar over het beeld dat ik bijna wil bellen: breng ‘m dan maar híer.
De Weerd verzamelt niet alleen beelden.
Hij zoekt ook kleine devotionalia (grappig: Tijs van den Brink kent dat woord niet, moet je misschien katholiek voor zijn).
Wijwaterbakjes, rozenkransen.
Voor in een nieuw museum (in een andere kerk).
Gaat hij streng selecteren, informeert Tijs van den Brink.
Nee. Want houden zoals het is maakt het juist “puur”.
Elsbeth Gruteke wil “een verhaal” en een verhaal krijgen we.
Over een mevrouw bij wie De Weerd op bezoek was. Ze had een communieschilderijtje aan de muur hangen, haalde het eraf en zei: “Hier hebben jullie het, neem alsjeblieft mee.”
En op zijn aarzeling: “Ik kom nog wel eens kijken.”
Wat bleek: ze was bang dat haar kinderen het zouden weggooien en komt nu inderdaad elke maand langs om haar schilderijtje te bekijken.
De angst van mevrouw lijkt me terecht.
Niemand die Maarten Hagg sprak bij wie vroeger beelden in huis hadden gestaan, had een idee wat ermee was gebeurd behalve dat ze nu wég waren.
Zelf zou ik ook niet weten wat er is geworden van de kleine Jezus-aan-het-kruis-beeldjes bij mijn ouders en bij opa en oma.
En van mijn rozenkrans en catechismus.
Weggegooid, vrees ik.