“Daar gaan onze vooroordelen” zegt Mieke van der Weij.
Zij had nl gedacht dat “nuchtere Hollanders” zich bekeren tot de islam omdat ze “trouwen met een islamiet”.
Nee, zegt Vanessa Vroon-Najem, die op het onderwerp promoveert want: van de 47 vrouwen die ze interviewde waren er 21 vrijgezel.
Wat overigens niet betekent dat het niet op z’n minst deels waar kan zijn.
Ze heeft Shakirah van Oostveen meegenomen.
Die in 1998 tot de islam is bekeerd nadat ze er uit interesse over was gaan lezen.
Waarom dat lezen leidde tot ‘ik wil moslima worden’ vertelt ze niet (het wordt ook niet gevraagd).
Shakirah draagt een hoofddoek, Vanessa niet.
Die vindt de hoofddoek “niet nodig” want: “te beladen” en “dan moet je het er steeds over hebben”.
Shakirah vindt de hoofddoek “zo heerlijk voelen”.
Hij geeft, zegt ze, “een veilig gevoel” en “ik zeg altijd, doe hem een dagje op”.
Nog meer ‘hoofddoek’ en uiteraard ook een vleugje terrorisme wat niet gelijk staat aan de islam en hoe kijken ‘geboren moslims’ tegen bekeerlingen aan.
Je wordt “geknuffeld en gekust en welkom geheten” als je de magische woorden in de moskee uitspreekt.
Later in het gesprek blijkt dat welkom toch wat tegen te vallen en helpen bekeerlingen vooral elkaar.
Blijf ik zitten met de vraag waaróm die ‘nuchtere Hollanders’ en dan mn vrouwen (daar gaat het onderzoek tenslotte over) moslim worden.
Iets beweegt ze zich in de islam te verdiepen – dat snap ik.
Maar hoe word je van geïnteresseerde lezer iemand die denkt: dát is het voor mij, daar wil ik bij horen?
Dat lijkt me interessanter dan hoofddoek ja/nee.