Een beurs met een vrolijke stemming: de uitvaartvakbeurs.
Waar hybride rouwauto’s worden verkocht en gekartelde kisten en kurken kisten en een kist met een sjoelbak erop.
“Ligt er een lijk in de kist” wil Joris van de Kerkhof weten maar nee: het is een voorbeeld van hoe mensen het afscheid kunnen combineren met hun persoonlijke interesses en de verslaggever mag als hij dat wil “helemaal lós” op de sjoelbak.
Bloemen, een koets en dan: mevrouw Nelissen met een flesje ‘postmortem’ om daarmee “de laatste verzorging van de overledene sterk te verbeteren”. Lavendelgeurtje.
JvdK: “En dat smeert u dan op een lijk?”
Maar nee, het wordt gesprayed in mond, neus en ooghoeken en het kan – heel handig – op verschillende manieren worden gericht.
En tenslotte ook op gezicht en handen “en zo kunnen wij ervoor zorgen dat de overledene er langer mooi uit blijft zien”.
Volgt een verhaal over wat er vróeger werd gebruikt waar bacteriën intussen wel weg mee weten.
JvdK: “Hoe ziet een lichaam eruit als het na een paar maanden wordt opgegraven?”
Indien op de oude manier bewerkt: zwart en hard.
En na tien jaar is het lichaam dan nog steeds “deels intact” en, legt een bioloog uit: “Dat is niet de bedoeling.”
JvdK tegen mevrouw Nelissen: “Hebt u er spijt van dat u al die jaren voor zwarte lijken hebt gezorgd?”
Nee. Maar fijn dat het nu beter kan en dat de overledene er langer goed blijft uitzien.
Terwijl vroeger er rond de mond ‘groenige’ verkleuring optrad en op de wangen ‘gelige’ en dat proces kun je nu uitstellen.
Het is weer eens wat anders dan gekwezel over welk begrafenisliedje het meest populair is (zou dat nog steeds Mieke Telkamp zijn?).
Maar ik kán me voorstellen dat het mensen in wier omgeving net iemand is overleden wat rauw op het dak valt.