We hebben er weer één – een walvis.
Piet Roobol van het Havenbedrijf Rotterdam voer om 14.50 uur in de monding van de Waterweg “als standby voor een uitgaande sleep” toen hij ‘m zag. Een bultrug. Van 8-9 meter.
Het dier had het, viel de man op, “ontzettend naar z’n zin”.
Want hij “bleef maar in de monding rondspelen”.
Lekker zichzelf in de lucht werpen en dan *plons* op het water.
Is de walvis écht vrolijk, vraagt Tim Overdiek later aan Kees Camphuysen van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee.
Meestal, legt die uit, “proberen ze zo parasieten kwijt te raken”.
Misschien, veronderstellen de heren nu samen, heeft de bultrug wel “een pesthumeur”.
Camphuysen trekt de ‘8-9 meter’ ook in twijfel. “Dat zeggen ze altijd.”
Hou het maar, oppert hij, op 7,5 meter.
Tim Overdiek: “Is er familie die op ‘m wacht.”
Nee. Daarvoor is de walvis te groot. Maar nog *niet* groot genoeg om op zoek te gaan naar een partner. Tussen servet en tafellaken dus. Kwa vis, sorry: zoogdier.
De marien ornitholoog vermoedt dat het dier uit de Ierse zee komt. Hier blijven lijkt hem geen goed idee ivm onvoldoende voedsel.
Maar zolang de walvis er is: ga vooral even kijken.
Zó vaak komt het ook weer niet voor, een levende bultrug voor de Nederlandse kust.
In het nieuws van 6 uur: de walvis is weer in zee.
Een handje geholpen door zacht aandringende bootjes.
Dág jochie/meis.
Houdoe.